-
1 arme
arme [aarm]〈v.〉♦voorbeelden:armes à feu • vuurwapensarmes de guerre • oorlogstuigarme à répétition • (semi-)automatisch wapenarmes à tir automatique • automatische wapensarme à double tranchant • wapen, middel dat zich tegen iemand kan kerenarme atomique, nucléaire • atoom-, kernwapenarme blanche • steekwapendéposer, rendre les armes • zich overgevenêtre sous les armes • onder de wapenen zijnpasser par les armes • fusillerenprendre les armes • naar de wapens grijpenprésenter l'arme • het geweer presenterentourner les armes contre qn. • zich keren tegen een voormalig bondgenootaux armes • te wapenavec armes et bagages • met z'n hele hebben en houdense rendre avec armes et bagages • zich onvoorwaardelijk overgevenêtre en armes • gewapend zijnpar les armes • met geweldfaire ses premières armes • zijn eerste veldtocht maken; 〈 figuurlijk〉 zijn eerste proeve van bekwaamheid afleggensalle d'armes • schermlokaaltirer les, des armes • schermen1. f1) wapen, geweer3) strijd, oorlog2. armesf pl1) krijgsdienst2) schermsport3) schild, blazoen -
2 armé
arme [aarm]〈v.〉♦voorbeelden:armes à feu • vuurwapensarmes de guerre • oorlogstuigarme à répétition • (semi-)automatisch wapenarmes à tir automatique • automatische wapensarme à double tranchant • wapen, middel dat zich tegen iemand kan kerenarme atomique, nucléaire • atoom-, kernwapenarme blanche • steekwapendéposer, rendre les armes • zich overgevenêtre sous les armes • onder de wapenen zijnpasser par les armes • fusillerenprendre les armes • naar de wapens grijpenprésenter l'arme • het geweer presenterentourner les armes contre qn. • zich keren tegen een voormalig bondgenootaux armes • te wapenavec armes et bagages • met z'n hele hebben en houdense rendre avec armes et bagages • zich onvoorwaardelijk overgevenêtre en armes • gewapend zijnpar les armes • met geweldfaire ses premières armes • zijn eerste veldtocht maken; 〈 figuurlijk〉 zijn eerste proeve van bekwaamheid afleggensalle d'armes • schermlokaaltirer les, des armes • schermenadj1) gewapend -
3 décharger
décharger [deesĵaarzĵee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 〈 juridisch〉 décharger un accusé • een ontlastende getuigenis ten gunste van een beschuldigde afleggendécharger sa bile, sa rate • zijn gal uitstortendécharger son coeur • zijn hart luchtendécharger sa colère sur qn. • zijn woede op iemand botvieren♦voorbeelden:v1) verschieten [kleur]2) zaad lozen3) afladen, lossen4) ontladen [wapen]5) afschieten [wapen]6) ontlasten, verlichten7) vrijstellen [verplichting]8) vrijpleiten [juridisch] -
4 écusson
-
5 alerte
alerte1 [aalert]〈v.〉♦voorbeelden:fausse alerte • vals, loos alarmdonner l'alerte • alarm slaanalerte à la bombe • bomalarmalerte! • opgepast, te wapen!→ cote————————alerte2 [aalert]1 kwiek ⇒ levendig, kras, rap1. f2) onraad3) ontsteltenis2. adjkwiek, levendig, kras3. interjopgepast, te wapen! -
6 armoiries
-
7 retourner
retourner [rətoernee]♦voorbeelden:retourner à son propos • de draad (van een verhaal) hervattenretourner sur • terugkomen opII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 van mening, houding doen veranderen♦voorbeelden:retourner la salade • de sla omroerenretourner la terre • de grond omspittenretourner la tête • omkijkenretourner un vêtement • een kledingstuk kerentourner et retourner un projet • een plan van alle kanten bekijken→ veste2 omkijken♦voorbeelden:s'en retourner • terugkerens'en retourner comme on est venu • onverrichter zake vertrekkense retourner sur le dos • zich op zijn rug draaiense retourner contre • zich keren tegen→ crêpe1. v1) terugkeren2) weer gaan5) omdraaien8) richten [wapen]9) terugsturen2. se retournerv1) zich omkeren2) omkijken -
8 arme à double tranchant
arme à double tranchantwapen, middel dat zich tegen iemand kan keren————————arme à double tranchant -
9 ajuster
ajuster [aazĵuustee]1 passend maken ⇒ aanpassen, op elkaar afstemmen2 aanleggen op ⇒ mikken op, richten♦voorbeelden:ajuster son coup • iets goed bedenken, in elkaar zettenvêtement ajusté • nauwsluitend kledingstukvêtement mal ajusté • slecht zittend kledingstuk1 passen (bij, in, op)1. v1) pasklaar/passend maken, aanpassen2) in orde brengen [kleding]3) richten, mikken (op) [wapen]2. s'ajusterv -
10 charge
charge [sĵaarzĵ]〈v.〉1 last ⇒ vracht, lading2 lading ⇒ (het) laden, (het) vullen4 opdracht ⇒ last, taak6 aanklacht ⇒ beschuldiging, bezwarende feiten8 charge ⇒ aanval, bestorming♦voorbeelden:charge utile d'un véhicule • nuttig laadvermogen van een voertuigrompre charge • een vracht lossencharge de travail • werkdrukcharge foncière • grondbelastingcharges sociales • sociale lastenavoir charge d'âmes • verantwoordelijk zijn voor het zielenheil van (enkele) personenavoir la charge de qn. • de verantwoordelijkheid voor iemand dragenêtre à charge à qn. • iemand tot last zijnêtre à la charge de qn. • van iemand afhankelijk zijnà la charge de la collectivité • ten laste van de gemeenschapavoir qn. à charge • voor iemand moeten zorgenles frais sont à sa charge • de kosten zijn voor zijn rekeningprendre qn. en charge • de zorg voor iemand op zich nemenrevenir à la charge • hernieuwde pogingen ondernemenf1) last, lading2) last, verplichting3) opdracht4) ambt5) aanklacht6) aanval, bestorming7) overdrijving9) doping -
11 chargé
charge [sĵaarzĵ]〈v.〉1 last ⇒ vracht, lading2 lading ⇒ (het) laden, (het) vullen4 opdracht ⇒ last, taak6 aanklacht ⇒ beschuldiging, bezwarende feiten8 charge ⇒ aanval, bestorming♦voorbeelden:charge utile d'un véhicule • nuttig laadvermogen van een voertuigrompre charge • een vracht lossencharge de travail • werkdrukcharge foncière • grondbelastingcharges sociales • sociale lastenavoir charge d'âmes • verantwoordelijk zijn voor het zielenheil van (enkele) personenavoir la charge de qn. • de verantwoordelijkheid voor iemand dragenêtre à charge à qn. • iemand tot last zijnêtre à la charge de qn. • van iemand afhankelijk zijnà la charge de la collectivité • ten laste van de gemeenschapavoir qn. à charge • voor iemand moeten zorgenles frais sont à sa charge • de kosten zijn voor zijn rekeningprendre qn. en charge • de zorg voor iemand op zich nemenrevenir à la charge • hernieuwde pogingen ondernemenadj1) belast, beladen2) overladen, vol (met)3) aangetekend [brief] -
12 désarmer
désarmer [deezaarmee]2 schepen opleggen ⇒ schepen afdanken, onttakelen, aftuigen3 tot bedaren komen ⇒ tot rust komen, kalmer worden4 aflaten ⇒ opgeven, ophoudenII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 ontwapenen ⇒ vermurwen, vertederen, ontroeren♦voorbeelden:v1) ontwapenen2) afdanken [schip]4) aflaten5) demonteren6) ontladen [wapen]7) ontroeren -
13 guider
guider [giedee]♦voorbeelden:guider un cheval • een paard mennenguider un touriste • een toerist rondleidenvisite guidée • rondleidingv1) leiden, de weg wijzen2) begeleiden3) besturen -
14 harnais
-
15 rafale
-
16 recul
-
17 silencieux
silencieux [sielãsjeu]1 stil ⇒ zwijgend ⇒ 〈 bijvoeglijk naamwoord ook〉 zwijgzaam ⇒ 〈 bijwoord ook〉 in stilte, in het geheim♦voorbeelden:1. m1) knalpot2) geluiddemper [wapen]2. silencieux/-euseadjstil, zwijgzaam -
18 tranchant
tranchant1 [trãsĵã]〈m.〉1 (het) scherp ⇒ scherpe kant, snede2 mes♦voorbeelden:————————tranchant2 [trãsĵã]2 beslist ⇒ bits, scherpm1) snijkant2) mes -
19 alerte!
-
20 alimentation
alimentation [aaliemãtaasjõ]〈v.〉♦voorbeelden:alimentation en charbon • kolentoevoeralimentation en électricité • elektriciteitsvoorziening
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Wapen van Exloo — (Эксло,Нидерланды) Категория отеля: 3 звездочный отель Адрес: Hoofdstraat 8, 7875 AC … Каталог отелей
wapen — wapen(e obs. forms of weapon … Useful english dictionary
Wapen von Hamburg (1669) — Modell der Wapen von Hamburg (I). Es basiert auf einer modernen Rekonstruktion. Schiffsdaten Name: (Das) Wapen von Hamburg (I) … Deutsch Wikipedia
Wapen von Hamburg (1686) — Schiffsmodell der Wapen von Hamburg (II)[1] ohne Masten und Takelage. Schiffsdaten Name: Wapen von Hamburg (II) … Deutsch Wikipedia
Wapen von Hamburg (1722) — Modernes Modell der Wapen von Hamburg (III).[1] Schiffsdaten Name … Deutsch Wikipedia
Wapen von Hamburg (1740) — kein Foto oder Bild vorhanden Schiffsdaten Name: Wapen von Hamburg (IV) Bauwerft: Grasbrook, Ham … Deutsch Wikipedia
Wapen, das — Das Wapen, des s, plur. ut nom. sing. ein mit Figuren bemahlter Schild, so fern derselbe ein Unterscheidungszeichen einzelner Personen, Familien oder Gesellschaften ist, und in engerer Bedeutung, diejenige Figur, welche den Hauptheil eines… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Wapen von Hamburg I — Stadtansicht von Hamburg mit der Wapen von Hamburg I (erste von links) und der Leopoldus Primus (zweite von links) auf einem Gemälde von Elias Galli etwa aus dem Jahre 1680. Die beiden Schiffe liegen vor Anker und schießen Salut … Deutsch Wikipedia
Wapen von Hamburg — Freie und Hansestadt Hamburg (Admiralitätsflagge) Den Namen Wap(p)en von Hamburg, benannt nach dem Wappen der Stadt Hamburg, tragen mehrere Schiffe: In den Chroniken der Hansestadt Hamburg wird ein Schiff von Gerd Westerwold erwähnt, mit dem… … Deutsch Wikipedia
Wapen van Bremen — Modell der Wappen von Bremen [1] Schiffsdaten Name: Wappen von Bremen, Das W … Deutsch Wikipedia
Wapen von Bremen — Modell der Wappen von Bremen [1] Schiffsdaten Name: Wappen von Bremen, Das W … Deutsch Wikipedia